The Project Gutenberg eBook of Mei-droom: Een feestelijk verbeeldingsspel in acht tooneelen

This ebook is for the use of anyone anywhere in the United States and most other parts of the world at no cost and with almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included with this ebook or online at www.gutenberg.org. If you are not located in the United States, you will have to check the laws of the country where you are located before using this eBook.

Title: Mei-droom: Een feestelijk verbeeldingsspel in acht tooneelen

Author: Carel Steven Adama van Scheltema

Release date: September 4, 2008 [eBook #26530]
Most recently updated: January 4, 2021

Language: Dutch

Credits: Produced by Branko Collin and the Online Distributed
Proofreading Team at https://www.pgdp.net

*** START OF THE PROJECT GUTENBERG EBOOK MEI-DROOM: EEN FEESTELIJK VERBEELDINGSSPEL IN ACHT TOONEELEN ***

MEI-DROOM DOOR C·S·ADAMA VAN SCHELTEMA

MEI-DROOM

Alle rechten voorbehouden

TABLE OF CONTENTS

(Added by the transcriber.)

MEI-DROOM

EEN FEESTELIJK VERBEELDINGSSPEL
IN ACHT TOONEELEN DOOR
C. S. ADAMA VAN SCHELTEMA

ROTTERDAM MCMXII W. L. & J. BRUSSE

L. S.

Wat hier geboden wordt, wil geen verwerkelijking geven van de theorie omtrent het „drama” in „de Grondslagen eener nieuwe Poëzie” ontwikkeld. Het is slechts als proeve bedoeld van een edel feest-spel ter Mei-viering, picturaal en sculpturaal gezien, – een spel dus vooral van lijn, kleur en beweging, waarbij op een zachten ondergrond van muziek, en in Dalcroze's plastisch verband daarmede, de beweging ontbloeit, omrankt door het ritmische woord, als op zijne beurt een wekker van gedachten en verbeeldingen, waarin de geest zich naar eigen welgevallen kan „ver-meien”.

Het is gedacht voor een tooneel, dat beschikt over volledige toerusting, maar kan ook, mits met smaak geleid, in soberder omgeving en met meer bescheiden middelen worden uitgebeeld; terwijl de opvoering ook als openlucht-spel, en dan als een waarlijk „morgen-spel”, kan geschieden. A. v. S.

PERSONEN

MEI-DROOM

EERSTE TOONEEL

Weidelandschap, omboord door wilgen en struikgewas, waarlangs witte bloemgroepen met in het midden van den achtergrond ver blauw doorzicht. – Links op den voorgrond een kleine duinachtige heuvel, welke naar rechts zachter dan naar links golvend afglooit en met een nog half groenen takkenbos in de horizontale lijn overgaat. – Op den heuvel, rechts van een kleinen rozerooden meidoornstruik, die naar hen heenbuigt, DE MAN en DE VROUW, twee jonggehuwden, in losse omarming sluimerend, sober gekleed in grijs-en-zwarten toon, zoodat zij, min of meer als een donkerder vlek, afsteken tegen de lichte groene omgeving. – Aanbrekende dag.

DE MAN

zich uit de omarming opheffend tot zittende houding

De nacht ijlt van mijn doove zinnen
En rooft hun wonderlijken waan, –
Het licht daalt door mijn oogen binnen
En doet mijn lippen opengaan.

Met de rechterhand wekt hij de vrouw, zijne linker naar den dag uitstrekkend.

Zie hoe de teedre weide' ontwaken,
Waar stilte met de stilte speelt, –
Nog lijkt het leven zonder sprake –
Nog lijkt de wereld maar een beeld.

De vrouw komt naast hem op.

Doch luister –! waar de nevel over
De droomerige struiken vliedt,
Rijst uit het licht-geworden loover
Van ieder twijg een levend lied!

DE VROUW

naast hem zittend, met saamgevouwen handen

Mijn zingend hart gaat mee naar boven
En houdt zijn zoete beelden vast,
Om er de lente mee te loven
In 't koor, dat uit de velden wast.

Zij ziet rond zich omhoog.

Ik voel de tranen op mijn wangen,
Als dauw op lente's lief gelaat,
Als droppels om mijn oogen hangen,
Als spiegels van den dageraad.
Zoo draag ik in den dag mijn droomen
En tooi ik onze blijde aard – –

Zij slaat de armen wijduit en ziet weifelend voor zich neer.

Zoo zie ik Mei ter wereld komen – –
Als had ik zelve Mei gebaard!

TWEEDE TOONEEL

Vóór de laatste regels heeft de heuvel zich geopend en is MEI te voorschijn getreden. – Zestienjarig meisje in roomwitte travestie, kleine bloote voeten, een stafje omwonden met roze egelantier in de hand, een krans van dezelfde bloemen om het blonde hoofd. – Terwijl de man en de vrouw verwonderd oprijzen, knielt Mei voor hen op een knie. (Hier, gelijk verder, moet bij staande houding van man en vrouw nog ruim voldoende tooneelhoogte boven hen blijven, zonder dat daardoor de in het tooneelbeeld overheerschende verticale lijnen verzwakt worden.)

DE MAN en DE VROUW

hand in hand, zingend

Zoo draagt de dag wat ons in droomen
De zoele nacht heeft toegezegd –
Zoo zien wij Mei ter wereld komen,
Als wies hij uit onze' eigen echt!

Mei rijst op, terwijl de man en de vrouw, waar hij begint te spreken, op hunne beurt knielen.

MEI

rondwijzend met zijn stafje, zingend

Zie – uit de aarde
En uit den hemel
En uit uw harten
Ben ik geboren –
Door heel de aarde
En heel den hemel,
Door alle harten
Ben ik verkoren!
Waar ik de weide tooi,
Waar ik mijn bloemen strooi,
Maak ik de wereld mooi,
Maak ik de wereld blij,
Breng ik haar liefde bij –
Zie ik ben Mei!
Waar ik naar boven vaar
Volgt mij een vleugelpaar,
Wiekt heel een hemelschaar,
Maak ik den hemel blij,
Hemel en aarde vrij –
Zie ik ben Mei!
Waar ik u bloemen breng,
Waar ik uw harten meng,
Waar ik uw tranen pleng,
Smelt ik u zij aan zij,
Is u mijn ziel nabij –
Zie ik ben Mei!

DE MAN, DE VROUW, MEI

staande te zamen, zingend

Hoor de winden henensnellen
Om het ieder te vertellen,
Dat de meidag (wereld) is ontwaakt –
Wei en wilgen wiegt de hoofden
Alsof zij het nauw geloofden,
Dat hun sluiers zijn geslaakt!
Zie zijn (mijn) adem doet van allen
Dauw en tranen nedervallen,
Blaast van ieder hart den druk –
Zie hoe menschen vleugels krijgen
Om als vogels op te stijgen
In een hemel van geluk!
Parelend van dauw en tranen
Treedt de aard in nieuwe banen,
En haar liefelijk gezicht
Laait in stralend nieuwen luister –
Zwaait van 't grondelooze duister
Aan het grondelooze licht!

Mei loopt zachtjes heen, zich op een lichten ondergrond van de naruischende muziek bewegend en van links naar rechts gaande, – hij raakt met zijn stafje de bloemen en plukt er de kinders uit. – De man en de vrouw, naast elkander staande, zien hem hand in hand na.

DE MAN

om zich heen luisterend

Hoor het, hoor het kwinkeleeren
Uit de bloemgeworden wei!
Al wat leeft wil jubileeren
Om den kleinen blijden Mei.
Waar hij glimlacht in den ronde
Opent zich een nieuwe knop,
Waar zijn bloote voetjes stonden
Stijgt een bevend liedje op.
Volgen wij ons kind en koning,
Lichten in zijn lichtend spoor,
Gasten in zijn wijde woning,
Stemmen in zijn zingend koor!

Hij wil den heuvel afgaan, doch de vrouw legt haar linkerhand op zijn schouder en houdt met de andere zijn arm terug.

DE VROUW

Blijf –! o blijf van hier hem kijken –!
Daal niet in dien lichten tuin –
Alle lieve dingen lijken
Liever van ons droomend duin.

Over zijn schouder gebogen, in overigens dezelfde houding Mei naziende, die de kinders wekt.

Hoe dat witte anemoontje
Voor zijn adem openbloeit –!
't Is of ieder geurend kroontje
Tot een levend kindje groeit!
Zij zinken beiden droomerig tot een liggende houding neer, waarbij zij met den rug op hun rechterarm blijven leunen.
En het is – alsof ons eigen
Hart verdwijnt in zonneschijn –
Of wij zelve nederzijgen –
En wij zelve bloemen zijn.

DERDE TOONEEL

Mei, geheel op het linker-achterplan gekomen, verdwijnt even tusschen het gewas; – dadelijk daarop snort een groote meikever, met het koor van DE KINDERS zoemend en trippelend daarachter, in een wijden boog naar het rechter-voorplan. – De jongetjes (als anemonen) in één kleur, gedempt groen, met een kring van zes witte bloembladen om het hoofd (dubbeltallen, waarvan de bovenste los zijn); de meisjes (als madelieven) in één kleur, licht-groen, met een kring van ongeveer twintig witte (enkele rozige) bloemblaadjes om het hoofd (waarbij eenige losse).

DE KINDERS

zingend en trippelend achter den meikever

Hoe zoemen
Wij bloemen
Van hommel en bij!
Wij wuiven, wij stuiven.
Wij groeien en bloeien
Met Mei!
Met Mei!
Met Mei!

Met de laatste woorden bewegen zij telkens hun hoofdjes heen en weer.

Wat snorren
Die torren
En kevers zoo blij!
Zij glanzen, zij dansen
De dagen, en dragen
Den Mei!
Den Mei!
Den Mei!

Als boven.

De vleugels van den kever gaan open, waaruit Mei te voorschijn stapt; – door zijn stafje aangeraakt, snort de kever rechts naar boven weg. – Mei wendt zich tot den man en de vrouw, van wie de laatste, iets oprijzend, zich op de rechterhand steunt, terwijl beiden verwonderd toezien.

MEI

op de kinders wijzend, zingend

Zie mijn geleide –!
Van heel de blijde
Bloeiende weide
Breng ik u beiden
Dien blonden pluk!

Onderwijl gaan de kinders in een kring hand in hand om den heuvel.

Voor u ontplooien
Zij al hun mooie
Harten en strooien
Om u te tooien
Hun bonten smuk!

Onderwijl plukken de kinders bloembladen uit hun hoofdkrans en strooien die voor den man en de vrouw.

Beeld van uw leven,
Droombeeld gebleven –
Doch dat u even
Een geur mocht geven
Van liefde en geluk!

Onderwijl knielen de kinders in een halven kring vóór den man en de vrouw, van wie de eerste zich nu ook, op de rechterhand steunend, opheft en de laatste tot zittende houding rijst. Na Mei's woorden groeit een lichte muziek, op welke de kinders vóór den heuvel dansen. Uit den dans ontwikkelt zich dan een wijde zingende kring om den heuvel, die telkens nauwer wordt, tot zij bij het derde couplet aan den heuvel rusten.

DE KINDERS

zingende om den heuvel

Wij geuren
En beuren
Ons hoofdje u bij!
Ons hoedde, ons voedde
Met luchtjes en zuchtjes
De wei!
De wei!
De wei!

Met de laatste woorden bewegen zij hun hoofdje en de als kelken daarnaast opgeheven open handjes heen en weer, van het eene beentje op het andere stappend.

En haast er
En blaast er
Het windje nabij –
Daar draaien en waaien
We als blaadjes en zaadjes
Voorbij!
Voorbij!
Voorbij!

Met de laatste woorden bewegen zij hun hoofdje en de handjes ter hoogte van middel en borst heen en weer, en gaan met droomdronken stapjes.

Gaat zachtjes
Met lachjes
Ons hoofdje op zij –
Dan: – zwijgende – neigende
Komen wij droomen
Van Mei!
Van Mei!
Van Mei!

Met het laatste couplet hebben zij zich in dichten halven kring tegen den heuvel gevlijd; – zij bewegen nog hun hoofdjes en neerhangende handjes zacht heen en weer, terwijl zij bij de laatste regels in slaap buigen, naast en boven elkaar, zoodat het schijnt alsof de heuvel bebloeid is. – Mei dekt hen met zijn stafje te ruste en gaat langzaam naar het gewas rechts. – De man rijst droomerig uit zijn half liggende houding naast de vrouw; – met een arm om elkanders middel en met de hoofden tegen elkaars schouder geleund, zien zij voor zich uit.

DE MAN

't Is of mijn hart zich weder heugt
Die eerst' ontroerde lentedagen
En ademt in de blijde vlagen
Van eene bloembedolven jeugd.

DE VROUW

't Is of mijn oogen mijne jeugd
En al de sterren wederzagen
Boven de bloesemende hagen
Aan alle wegen mijner vreugd!

Zij maakt haar arm los en ziet rond naar Mei, die op het linker-achterplan gekomen is, terwijl hij de jongeren wekt.

Maar zie hoe Mei door 't groene gras
Het hooger wazend hout al nadert.
En uit het glanzend jong gebladert'
Den bloei wekt van een nieuw gewas!

DE MAN en DE VROUW

oprijzend en staande uitziende, zingend

Zie! zie hoe Mei een versche vracht
Van groene levens gaat bestijgen –
En uit een wolk van witte twijgen
Ons zegevierend tegenlacht!

VIERDE TOONEEL

Mei is van het rechter-voorplan naar het linker-achterplan rondgegaan langs het gewas, waaruit hij, als haalde hij hen van het groene hout, enkele jongeren verzameld heeft, die hem volgen. Een oogenblik in het gewas verdwenen, komt Mei met den stoet van DE JONGEREN, na de eerste woorden van het gezongen couplet, daaruit te voorschijn. – De jongelingen dragen korte buizen met lange sluitende broeken, lichtgeel, met rooden zakdoek om den hals geknoopt, roode boordsels en knoopen, roode roos in het linker knoopsgat en achter het rechteroor, in de linkerhand een tak groen, bloote voeten. De meisjes eveneens in lichtgeel, met een rood sjaaltje om de schouders, roode knoopen en boordsels, een krans roode rozen om het haar, in de rechterhand een tak witte bloesems, bloote voeten. – De jongelingen links, de meisjes rechts, gaan zij paar aan paar, de eene hand, op armslengte afstand, op elkanders schouder en met de andere, waarin de tak blâren of bloesems, tevens een met rozen omvlochten koord omhoog houdende, hetwelk de twee voorsten alleen met beide handen vasthebben, en waarvan Mei, op de schouders van het laatste paar staande, de einden als teugels ophoudt. De stoet komt, als boven, in een boog naar voren en zwenkt dan naar rechts vóór den heuvel, zoodat eerst meer de witte, dan meer de groene takken gezien worden. – De vrouw hangt haar linkerarm om den hals van den man, die met zijn linkerhand hare hand op zijn schouder vasthoudt, terwijl hij zijn rechter om het middel van de vrouw slaat en deze, tegen hem aangeleund, haar vrije arm laat neerhangen. – Mei neemt in zijn linkerhand de rozenteugels en wijst met zijn stafje in de andere voor zich uit.

MEI

zingend

Ik spreidde over toppen
En berstende knoppen
Den blos van mijn bloed,
Door alle rosse
Bloeiende bosschen
Schemert mijn gloed.
Van nauwlijks ontbloote,
Ontluikende loten
Vlocht ik mijn stoet,
Mijn rozige teugels
Werden tot vleugels
Voor hun vluggen voet.

Behalve het laatste paar, of de beide laatste paren, knielen de andere op een knie; evenzoo Mei, die daarbij met de rechterhand de teugels boven het hoofd heft, zoodat, waar elk paar het rozenkoord iets hooger houdt, dit een zuiver opgaande lijn vormt.

Van liefde levende,
U liefde gevende,
Breng ik den groet
Dier nauw ontwakenden
Uw beider blakende
Min te gemoet!

Thans knielt ook het laatste paar, waarvan Mei afstapt. – De beide reien, het rozenkoord als een hangende guirlande vóór zich houdend, buigen achtereenvolgens in twee bogen naar voren, ter zijde achter de beide voorste jongelingen en meisjes blijvende, die half naar voren, half naar den heuvel gewend, een kwartet vormen. – Mei blijft op het tweede plan en ziet toe.

DE JONGEREN

Rei van jongelingen, zingend naar voren buigend

Wij zijn de sappen, die trekken
Van wortels tot wuivende kruinen.
Wij zijn de tuinders – de tuinen,
De driftige spruitende stekken,
Wij zijn de aders
De bladers –
De boom!

Rei van meisjes, zingend naar voren buigend

Wij zijn de bloemen, die wekken
Wier vleugels den hemel injagen,
Wij, die het doel uwer dagen
Met bloeiende beelden bedekken,
Wij zijn de bruiden
De kruiden –
De droom!

Het kwartet, zingend

Wij vlechten tot vlammende banden
Den bloei, die uw hart overlaadde,
Wij drijven tot stralende daden
Wiens hart onder rozen bleef branden,
Wij zijn de vleugels
De teugels –
De toom!

De paren der beide koren hernemen het laatste couplet, buigen zingend naar elkander toe en vlechten de witte bloesems door de groene takken, waarna de jongelingen de takken overnemen en de jongelingen en meisjes der even paren van plaats verwisselen. Bij het laatste woord heffen zij allen het rozenkoord en den tak triomfeerend omhoog, gelijk eerst het kwartet dat gedaan heeft, waarbij thans alle jongelingen het koord aan hun andere zijde nemen. Het eerste meisje van den achtervleugel leidt nu, nadat de jongelingen en meisjes van den voorsten vleugel zich naar rechts hebben gewend, een rondedans om den heuvel in, waarbij het rozenkoord dus omwisselend tusschen de dansenden heenslingert. Uit den dans vlijen zij zich in een halven kring om den heuvel vóór de kinders. – De man en de vrouw zinken droomerig tot een zittende houding terug, waarbij hij, de rechterhand om haar middel houdend, zich met de linker ter-zijde-achter stut en zij de handen in den schoot vouwt. – Als allen rusten schijnt Mei, die tot daartoe het schouwspel van ter zijde heeft aangezien, in het rechter-zijgewas te verdwijnen. – Te gelijker tijd herneemt de muziek het kindermotief en ontwaken de kinders, die een oogenblik hun kopje opheffen en heen en weer bewegen.

DE KINDERS

zingend

– – – – – –
Maar waar is
De Mei
De Mei
De Mei –!

De muziek breekt af en de kinders schijnen weer in te slapen.

DE VROUW

't Is of de Mei, zijn glans vergarend,
Ons hart als eene harp bespeelt
En, zelve door de weiden varend,
Ons droomend jaagt van beeld tot beeld.

DE MAN

't Is of de rei van zomerboden,
Die om ons droomend leger gleed,
Met de ebbe van den nacht gevloden,
In 't wassend dagen wedertreedt.

Zij keeren zich naar Mei, dien zij zien aankomen. De man houdt de linkerhand boven de oogen, zich thans met de rechter van achter steunend, terwijl de vrouw, tegen hem aanbuigend, op de linkerhand leunt en hare rechter in den schoot houdt.

DE MAN en DE VROUW

zingend

En zie –! Mei zelf keert tot ons weder!
Als eene lentezoelte daalt
Hij uit een groene wolk van teeder,
Ternauw geboren loover neder – –
Hij heeft het eerste nest gehaald –!

VIJFDE TOONEEL

De man stut zich nu, iets achterover leunend, op den rechterarm, terwijl de vrouw, zich voorover naar den stoet buigend, in zijn schoot glijdt en zich daar overheen op den linkerarm steunt, met het hoofd aan zijn borst rustend. – Uit het gewas op het rechter-voorplan komt, als twee elkaar volgende paren, het kwartet van DE GEHUWDEN, gekleed in losse, om de heup gegorde gewaden van paarse kleur, met bruin geboord en met enkele roode bloemen getooid, de mannen zonder baard. Zij dansen den stoet voor met ieder een schaal vol donkere bloemen in de beide handen. – Dadelijk achter hen komt Mei met drie paren gehuwden, in lichtbruine gewaden, met paars geboord en enkele witte bloemen getooid, de mannen gebaard, die aan groen-omloofde koorden een groot nest spelenderwijze voorttrekken. Mei voorop houdt enkel met de linkerhand het meest rechtsche en langste koord, – de gehuwden hebben om en om, een telkens korter koord, dat zij met de rechterhand op den rechterschouder houden en met den linkerarm achter zich omstrengelen. – Het kwartet schaart zich paarsgewijze vóór den heuvel naast elkaar, doch zoo, dat de middelste vrouw en man iets vóór het uiterste paar staan.

DE GEHUWDEN

Het kwartet, zingend

Wij zijn 't gewas van wijder hemelstralen,
Van hooger zon,
Die tot den bodem van ons hart kwam dalen –
Zoo brengen wij u boordevolle schalen
Dier levensbron.

Zij nemen de bloemen van de schalen, die met licht-uitstralende kristallen gevuld zijn, en drukken zich de bloemen als een krans om het hoofd.

Wij zijn 't, die na de wemelende slagen
Van 't morgenuur
Als zegen der doorgloeide levensdagen
Van de'ochtend in den milden middag dragen
Dien schat van vuur.

Zij knielen vóór den heuvel en zetten de schalen neer.

Ons, die het eigen duizendvoudig bouwen
Uit de aarde hief,
Ons zijn de zonnetrillende landouwen,
Ons is het scheppen – ons het blijde aanschouwen
Van 't leven lief!

Bij den tweeden regel van het laatste couplet rijzen zij weer op, waarna zij bij de dan volgende regels de armen wijd uiteenslaan, om ze bij de laatste woorden vóór zich te vouwen. – Het laatste couplet wordt dan door de andere paren als koor herhaald, waarna het kwartet zich achter de schalen en dichter bij den heuvel schaart, en Mei tusschen het kwartet en het koor naar voren treedt, terwijl hij aan de naast hem staande vrouw zijn koord overgeeft.

MEI

sprekend

Over heindeverre weiden,
Onder hemelhooge luchten,
Duiken, schuilen zachte nesten,
Wuiven nesten heen en weder,
Wuiven, wuiven zij hun teeder
Broedsel tusschen aard en hemel.
Over wuivend verre weiden,
In de zee van wind en luchten,
Stijgen, duiken vlugge vogels,
Duiken, duiken zij ter neder,
Brengen voedsel voor hun teeder
Broedsel tusschen aard en hemel.
Over waters, over weiden,
Door de nevelverre luchten,
Varen stadig vluchten vogels,
Vaart hun, vaart hun zacht geveder
Naar het wachtend, wazig teeder
Einde tusschen aard en hemel.
Over heindeverre weiden,
Onder hemelhooge luchten,
Daalt het, daalt het zacht geveder,
Daalt het uit de nesten neder,
Daalt ter wereld al het teeder
Broedsel tusschen aard en hemel.

ZESDE TOONEEL

Terwijl Mei bij de laatste woorden van het laatste couplet het eerste koord weer ter hand neemt, rijzen uit het nest de ZEVEN DEUGDEN en zetten zich op den rand; – daarbij spreiden de zes gehuwden, ieder meer naar voren tredend, de koorden straalsgewijze uit (zoodat Mei blijft staan en de voorste man op het voorste plan komt). – Een algemeene en plotselinge beweging naar het nest ontwikkelt zich met de muziek: – het kwartet snelt er heen en knielt vóór den eersten straal (tusschen Mei en de eerste vrouw); de man en de vrouw rijzen op en willen, de vrouw vooraan, den heuvel afdalen, waarna zij aarzelt en omziende den man bij de hand vat; de kinders ontwaken, loopen onstuimig, tusschen de nog neerliggende jongeren, over het rozenkoord en blijven iets achter het kwartet in een halven kring vóór het nest geknield, waarbij zij hun hoofdje en vooruitgestrekte armpjes op de muziek (kindermotief) heen en weer bewegen; de jongelingen en meisjes rijzen dan op hunne beurt en dringen, met het rozenkoord omhoog geheven, voorbij en over de geknielde kinders, tot vóór het nest, doch nog achter het kwartet, waar ook zij knielen. – Dan begint (alles in ritmisch verband met de muziek) de teruggaande beweging even plotseling: – de jongeren laten de armen zakken, rijzen op en, zich omwendend, schijnen zij de lachende kinders met hun rozenkoord in een vaart mede te trekken naar den heuvel, waar alles zich in den vorigen stand herstelt; de man en de vrouw, van wie de laatste den eerste, zijn hand met haar beide handen omvattende, bij het achterwaarts wijken is voorgegaan, zinken evenzoo terug, waarbij thans de man, op den rechterarm over den schoot van de vrouw geleund en de linkerarm achter-naast zich neerhangend, met het hoofd tegen haar borst rust, en de vrouw zich zittende op de beide achterwaartsche armen stut. – Uit de dartel teruggaande beweging groeit een zachter muziek, waarbij het kwartet, dat mede was opgerezen en weifelend was blijven staan, aanvangt te dansen, telkens tusschen de open stralen een der deugden naderend en weer wijkende.

DANS

Begonnen bij de voorste deugd (dus vóór het buitenste koord), eindigen zij tusschen de koorden van Mei en de eerste vrouw, waar thans de beide paren, het eene met de hand op elkanders schouders, het andere knielende op een knie, een trede vormen voor de deugd, die, zich op den rand van het nest wendende, daarvan neerdaalt en tot vóór de vier schalen naar den heuvel schrijdt. – Het kwartet volgt de deugd tot buiten de koorden, terwijl de eerste vrouw, tot dan naar Mei gekeerd, zich omwendt naar den eersten man. – Nadat de deugd gesproken heeft, haalt het kwartet evenzoo de volgende af, waarna de eerste vrouw haar koord aan Mei overgeeft, de deugd met het kwartet een stap volgt, en op het tweede plan achter Mei gaat staan, die een stap naar voren komt. Zoo vervolgende staat Mei ten slotte met de zeven omloofde koorden in de handen op het voorplan en de groep van zes gehuwden op het tweede plan. –

De zeven deugden zijn in zeer licht blauw lang en los gewaad, waaronder bloote voeten, met elk een garf bloemen als zinnebeeld, hetwelk zich in den haartooi sober herhalen kan. – Nadat de eerste deugd gesproken heeft, neemt zij haar garf in den rechterarm en blijft rechts naast de achterste schaal staan; nadat de tweede gesproken heeft, neemt deze haar garf in den linkerarm, – beiden vatten dan de lichtende schaal op en treden naar links.

GEESTDRIFT

met een garf hoog opstaande roode papavers

Ik ben de geestdrift, die naar wijde
Einders van verre vrijheid drijft,
Die 't stormend hart bestookt tot strijden
Voor 't doel, dat ze aan den hemel schrijft.

BEZONNENHEID

met een bundel korenhalmen, waarvan afhangen roze en witte heggewinden

Ik ben bezonnenheid, die daden
En woorden weegt in 't vroom verstand,
En uit haar hemel zacht-beraden
Hen neerschrijft in een klaar verband.

IJVER

met een plok gras vol paardenbloemen

Ik ben de ijver, ben het streven.
Dat woelend door de dagen knaagt,
Dat naarstig door het jagend leven
Een dichte vracht van plichten draagt.

GEDULD

met witte waterlelies op den arm, waarbij de groote groene bladen neerhangen

Ik ben geduld, dat leerde beiden,
En in een kolk van stil gedacht,
Ternauw bewogen door het lijden,
Aan de'oever van het leven wacht.

KENNIS

met omhoog staande zonnebloemen

Ik ben de kennis, die door 't duister
Heelal haar stralen openspreidt,
Tot zij bij 't licht van de'eigen luister
Der wereld luister onderscheidt.

SCHOONHEID

met een garf neerhangende groote roode rozen

Ik ben de schoonheid, zij die zwijgend
Al 't hemellicht weer samenbindt
En, in een glimlach nederzijgend,
't Geluk op aarde wedervindt.

LIEFDE

met een grooten bloeienden rozerooden meidoorntak

Ik ben de liefde – in mij ademt
Wat ik ten doop aan 't leven hield, –
Ik ben het, die het al omvademt –
Ik ben het, die het al bezielt!

Na de laatste woorden, waaruit de muziek ontluikt, werpt zij den meidoorntak den man en de vrouw in den schoot en neemt met beide handen de laatste schaal, waarmede zij naar het midden-voorplan treedt. De andere deugden reien zich hier om haar, terwijl het kwartet, elkaars handen vattend, zich ter zijde op het linker-voorplan schaart.

MENUET DER DEUGDEN

Na den dans schikken de deugden zich vóór het kwartet, waarbij zij de schalen voor zich neerzetten en, met de armen elkaar omstrengelend, ter zijde naar den heuvel zien. – De man en de vrouw zijn bij de woorden van de laatste deugd geheel tot zittende houding opgekomen; zij houden den meidoorntak in hun beider schoot en daar overheen elkanders handen gevat, terwijl zij, naast elkaar gezeten en tegen elkander aanleunend, het vrije been iets ter zijde gebogen, droomerig over de schalen heen staren.

DE MAN

't Is of mijn hart die wijde woorden
Als 't zeil de zilte winden gaart,
En met zijn blijbespoelde boorden
Naar onbekende zeeën vaart.

DE VROUW

Mij is 't of ik door groene zoden
Van maagdelijke weiden treed,
Waarin ons beiden, nieuw-genooden,
Een zalig zonlicht welkom heet.

Mei, die met de groen-omloofde koorden nog bij den dans heeft toegezien, heeft deze daarna over den schouder genomen en is, het leege nest achter zich aantrekkend, bij de laatste woorden van de vrouw, met een stillen glimlach voor zich heen, tusschen het gewas naar rechts verdwenen. Te gelijker tijd glijdt een schaduw over het tooneel (hetgeen een poos iets donkerder blijft) welke den man en de vrouw doet rondzien en Mei's heengaan doet ontwaren, zoodat zij oprijzen en elkaar bij de hand vatten, die zij met den bloemtak ontsteld naar Mei uitstrekken. – De groepen willen op de onrustig groeiende muziek Mei volgen: – de deugden nemen hunne schalen en haasten zich naar rechts, gevolgd door het kwartet, zoodat nu aan de rechterzijde achtereen en van rechts naar links de deugden, het kwartet en het koor van gehuwden geschaard staan. De kinders en de jongeren ontwaken.

ALLEN

zingend

Zie! maar zie daar!
Mei verlaat
Onzen lichten levensstaat!
Lachend vliedt hij langs de wegen –
Waar het nest in groen vergaat – –
Bloem en blâren buigen neer,
Nu hun kleine lieve heer
Met zijn stralenrijken zegen
In een wolk is weggestegen – –
Ach! hun zieltjes voelen veeg –
Ach! hun hartjes loopen leeg!

De beweging zet zich nu onder de jongeren en de kinders voort, die oprijzen en met uitgestrekte handen enkele stappen naar rechts komen, terwijl de man en de vrouw met gezonken handen, thans wat afgezonderd op den halfverlaten heuvel, blijven toezien.

DE KINDERS

zich neervlijend

Ach! nu loopt ons hartje leeg,
Dat van Mei het meeste kreeg –!

DE JONGEREN

zich neerzettend

O! het mooist – het allermeest
Is toch Mei voor óns geweest –!

DE GEHUWDEN

neerknielend

Maar den schoonsten levenszegen
Hebben wij van Mei gekregen –!

DE DEUGDEN

staande

Zie van ons zijn luister gloren,
Waar wij zelf uit zijn geboren –!

Zij heffen de schalen op, waarbij het weer overvloedig licht wordt en Mei met den grijsaard op den achtergrond verschijnt.

ZEVENDE TOONEEL

DE GRIJSAARD in donkerbruine, dunne, wollige pij, sandalen aan de voeten, witte baard en een smalle krans van jonge groene blaadjes om de witte lokken; met de rechterhand steunt hij op een groen-omloofden staf, met de andere rust hij op Mei's schouder, die in de rechterhand zijn roze stafje heeft en met de linkerhand den stengel van een grooten pluisbol omvat houdt, welke boven over hem en den grijsaard heenbuigt. – Bij het verschijnen van Mei en den grijsaard zetten de man en de vrouw zich weder neer en blijven verder zittende, met den arm om elkanders hals en elkaar bij de hand houdend, droomerig toezien.

ALLEN

behalve de man en de vrouw half oprijzend, zingende tot Mei met den grijsaard gekeerd

Zie! maar zie daar!
Mei komt weer –!
Als een kleine lieve heer
Keert hij uit zijn schaduw nader,
En zijn stralend lijfje houdt,
Lijk een boom van bloeiend hout,
Onzen ouden witten vader!

De beweging naar den grijsaard met Mei zet zich nu voort: – de kinders loopen, tusschen de jongeren en over het rozenkoord, van den heuvel weg naar het achterplan, waar zij zich paar naast paar en hand in hand in twee kleine bogen links en rechts van den grijsaard en Mei scharen. Van rechts komen nu ook de gehuwden met hun kwartet en de deugden, van links de jongeren eenige stappen naar den grijsaard en Mei toe, zoodat thans alleen de man en de vrouw op den verlaten heuvel blijven.

DE KINDERS

Hij, uit wien wij zijn gedegen –!

DE JONGEREN

Hij, de zaaier onzer zege –!

DE GEHUWDEN

Hij, de herder onzer wegen –!

DE DEUGDEN

Hij heeft meest van al gekregen –!

De zijgroepen komen nu min of meer in de schaduw, terwijl het volle licht op het midden-achterplan tegen Mei en den grijsaard valt, met de kinders ter zijde.

MEI

zingend, met zachten inzet

Naar de verte verdwaald,
Heb ik dien stam gevonden –
Heb ik hem hier gehaald
En met bloemen omwonden
En de lente hergeven
Aan wien lente ontvlood –
Zoo is het leven – –

Hierbij slaat Mei de armen vóór zich uiteen, den stengel echter zoo houdend, dat de pluisbol boven hem en den grijsaard blijft, – hij buigt dan het hoofdje achterover en blaast in den pluisbol, waaruit een gedeelte wegdrijft – – dan weer voor zich uitziende, zingt hij den laatsten regel:

Zoo is de dood –!

DE KINDERS

als een zachte, bijna fluisterende echo

Zoo is het leven – –
Zoo is de dood –!

Mei en de grijsaard komen thans iets naar voren, in welke beweging de andere groepen deelen.

MEI

Menig stam, die al zucht
En al bladerloos wankelt,
Om wiens kruin nog een vlucht
Groene loovertjes sprankelt.
Die daar blinkende beven
Aan een wuivende loot –
Zoo is het leven – –

als boven

– – – – – – –
Zoo is de dood –!

DE KINDERS en DE JONGEREN

als een zachte echo

Zoo is het leven – –
Zoo is de dood –!

Mei met den grijsaard en, in verhouding daarmede, de groepen komen weder enkele stappen naar het voorplan.

MEI

Op de bloeiende zee
Van die ruischende blâren
Wiegt hij zwijgende mee
Als een mast op de baren –
En, ten hemel geheven,
Duikt hij zacht in heur schoot –
Zoo is het leven – –

als boven

– – – – – – –
Zoo is de dood –!

DE KINDERS, DE JONGEREN en DE GEHUWDEN

als een echo

Zoo is het leven – –
Zoo is de dood –!

Bij zijn laatste woorden heeft Mei den leeggeblazen pluisbol in het gewas ter zijde geworpen en is thans met den grijsaard op het voorplan, vlak voor den takkenbos gekomen, te midden van den halven kring der groepen, waarnaast de heuvel zelf buiten het volle licht blijft.

DE GRIJSAARD

sprekend

Ik kom met kleinen Mei verlegen naar uw feest
Om er mijn beetje groen bij al dien bloei te dragen, –
Want boven bloemen, boven 't hooge loover zagen
Mijn oude oogen naar die schemerende dagen,
Waarin het alles – alles anders is geweest.

MEI

droomerig sprekend

Vertel ons vader die herinneringen, –
Ik was er bij en wist het eenmaal wel,
Maar ik vergat alweer die verre dingen,
En 't lijkt zoo lang geleê, – vertel – vertel –!

DE KINDERS

Vertel –!

De naastbijzijnden, links en rechts, vlijen zich aan de voeten van den grijsaard, de daaraanvolgenden knielen op een knie, met de hoofdjes en armpjes op elkaars schouders rustend.

DE JONGEREN

Vertel –!

Links, – de voorsten knielen als de kinders, de volgenden staan met de armen om elkanders schouders geslagen en het hoofd ter zijde gebogen toe te luisteren, de achtersten vóór den voet van den heuvel, welke zelf buiten het tafreel blijft.

DE GEHUWDEN

Vertel –!

Rechts, – met de armen op elkanders schouder geleund en daar overheen gebogen toeluisterend. – De deugden, de Liefde in het midden, terwijl de twee opvolgenden aan haar beide zijden de lichtende schalen als caryatiden op het hoofd houden, scharen zich inmiddels hand in hand in een halven boog op het tweede plan, achter den grijsaard. – De grijsaard zet zich op den takkenbos te midden van den kring, terwijl Mei met zijn stafje rechts, iets ter zijde achter hem blijft staan.

DE GRIJSAARD

voornamelijk tot de kinders sprekend

Er was een tijd, voordat het daagde op de aarde,
Voor zich der menschen ziel met 't licht heelal verbond,
Dat ieder schepsel door een blinden doolhof waarde
En geen het goede woord – den weg ter zonne vond. –
Er was een tijd, waarin geen jonge kinderkoren
Als blijde wijde rei van bloemen in het veld
Op de aarde ontwaakten, maar die ieder nieuw-geboren,
Verwonderd, teeder wicht te midden van 't geweld
Dier wilde wereld stil een krans van zwarte zorgen
Om 't droomig hoofdje leî. – Toen groeiden zij op steen,
In steenen kelders als in kuilen weggeborgen,
Met steenen boven hen, en steenen om hen heen, –
Zoo diep – zoo diep daarin, dat zelfs de zonnestralen
Maar vaag iets wisten van die hartjes daar beneê.
Geen wind waaide van 't veld en fluisterde verhalen
Van de'ijlen hemel – en de vogels – en de zee, – –
En, zelf een bleeke vlek, heeft menig nooit geweten
Hoe groen de wereld was. – Veel werden maar een knop,
Veel werden door het lot vertrapt en stukgereten,
Veel vroeg geplukt, – en veel – groeiden ondelgbaar op! –
Ik zelf was één van hen –!

DE KINDERS

Zoo'n kleine bloem in donker –?

DE GRIJSAARD

voornamelijk tot de jongeren sprekend

Donker –?– ja donker wel, waar zelfs de warme glans
Der blijde liefde maar een weifelend geflonker
In 't arme leven was, – een bang-gewachte kans
In 't blindelingsche spel – een hoop – een heete wonde –!
Hoe beefde liefde als de laatste dunne snaar
Van een gedoofd akkoord, – hoe leefde zij als zonde:
Een worstelende greep –! en nooit dat wijd gebaar
Van wie een wereld aan zijn warme hart wou drukken! –
Ach 't leven was een woud, een schemer zonder dag.
Een duisternis van strijd en eeuwig onderdrukken,
Waar slechts de sterke wies, – tot hij de sterren zag.
En toch: – hoeveel dat klom, dat bloeide in 't verborgen,
Dat ál maar schoonheid beurde uit die verdoemde laagt' –
Dat bouwde in den nacht en wachtte op den morgen – –
Totdat de roode dag voor allen heeft gedaagd –!–
Zij bloeiden boven mij –!

DE JONGEREN

Zoo vele liefdeloozen –?

DE GRIJSAARD

voornamelijk tot de gehuwden sprekend

O – liefde tóch! – welk hart, dat haar nimmer beleed?
Ook zij droegen haar toom – doch zelden met de rozen,
Die vroeg ontbladerde' op den bodem van hun leed.
En als de lente ging – wat doornen die hen wachtten
Aan 't zwart-getrapte pad: – de mannen, gauw berooid
Van allen bloei, – de vrouwen, ledig van gedachten –
Zelfs door geen vaal verdriet met tranen meer getooid.
O – liefde tóch! – hoe heeft zij hen door 't leed gedragen,
Wier hart het lichtend beeld van 'n leven in zich droeg,
Dat ze als een witte ster boven den einder zagen, – –
Totdat hun staf 't licht uit de donk're bergen sloeg,
En door de grauwe weerld 'n zondvloed van liefde welde,
Waarin de oude aarde eind'lijk ging bestaan –!
O – liefde was wel de bezieling van die helden,
Die voor ons vochten, – die hebben gedáán – gedáán –!–
Ik was nog maar een bloem –!

DE GEHUWDEN

En weet gij nog die jaren –?

Het tooneel wordt langzaam iets donkerder, zoodat vooral de schalen schijnen te lichten.

DE GRIJSAARD

voor zich heen starend

Ik weet nog vaag hoe men toen samenkwam en zong, –
Ik zie nog vaag die donk're – lange – lange scharen
Met kleinen Mei voorop – – doch Mei is eeuwig jong; – –
Maar, als het zomert, meen 'k die stemmen soms te hooren,
Is 't of mijn oog op eens die verre wereld ziet, – –
Dan groeit dat groot visioen – dan ruischt weer in mijn ooren
De zachte echo van een lang-vergeten lied – – –

Bij de laatste woorden klinkt gedempt van verre de muziek van een bekenden revolutionnairen zang, – allen luisteren met den grijsaard mede. – Met het einde van de eerste strophe ziet de grijsaard op naar den man en de vrouw, die bij het laatste gedeelte van zijn verhaal allengs uit hun luisterende houding zijn teruggezonken op den heuvel en onder de eerste tonen der muziek zijn ingesluimerd, in juist dezelfde houding als bij den aanvang, – allen zien mede op naar het slapende paar. – Dan legt de grijsaard den vinger op de lippen, rijst op en schrijdt langzaam heen, met den groenen staf in zijn rechterhand en aan zijn linker de kleinste van de kinders, waarachter de anderen volgen en met de zachter klinkende muziek de aftocht begint: – Velen der kinders en der jongeren werpen het sluimerend paar kushandjes toe, anderen houden een vinger op de lippen, of wijzen nog omziende elkander naar het paar, allen gaan zachtjes, als op de teenen, voorbij; de stoet gaat links vóór den heuvel om en wendt zich dan naar het rechter-achterplan, waar hij in 't gewas verdwijnt. – De deugden zijn voor het begin van den aftocht geheel op het achterplan teruggetreden en blijven daar geschaard in denzelfden caryatidenstand. – Op het voorplan blijft Mei alleen over: hij werpt bij de laatste tonen van het al verderaf klinkende lied den beiden slapenden een kushand toe, zwaait met zijn stafje in het rond en slaat op den heuvel – waarbij plots het volle licht terugkeert, hij zelf op de plaats, vanwaar hij verscheen, weer in den heuvel verdwijnt, en de man en de vrouw ontwaken te midden der lichte stilte. – Zij zien naar den bloeienden meidoorntak, die nog op hun schoot in hunne handen ligt, dan omhoog tot den bloeienden struik naar hen heen gebogen; verwonderd kijken zij rond, wrijven zich de oogen uit en zien elkander aan; dan rijzen zij op, geven elkaar glimlachend de hand en dalen, de man thans links, de vrouw rechts, ieder met een loot van den tak, den heuvel af naar het voorste plan, waar de beide zijgordijnen langzaam achter hen dichtschuiven.

ACHTSTE TOONEEL

EPILOOG

Eenige stappen van elkaar af staande, ten halve tot elkander gewend, zien de man en de vrouw eerst nog mijmerend voor zich uit.

DE MAN

't Is of de droom van blonde weelde,
Die straalde uit de lentelucht,
Op eens, met al zijn blijde beelden,
Den hemel weer is ingevlucht.

DE VROUW

Ach, laat ons aan het droomen blijven –!
Hoe zoet om naar dat droomenland
Van 't wilde leven weg te drijven,
Als bloemen aan den waterkant.

DE MAN

tot haar tredend en zijn linkerhand op haar rechterschouder leggend

Neen! – schooner is 't waarachtig leven,
Schooner dan droomen is de strijd!
En meer dan droomen kunnen geven
Geeft ons de groote werklijkheid.

DE VROUW

haar rechterhand op zijn linkerschouder leggend

Dan zal de droom ons leven sterken.
Waar wij te zamen, hand in hand,
Aan eene nieuwe wereld werken
En vechten voor 't beloofde land.

Zij laten elkander nu los en komen naast elkaar vlak voor het voetlicht, vanwaar zij zich tot de toeschouwers wenden.

DE MAN

Zij onze droom voor uwen geest
De schoonheid, die ge in 't leven leest –!

Bij de laatste woorden werpt hij een handvol bloesems van den meidoorn over de toeschouwers.

DE VROUW

Ons spel is maar een droom geweest –
Ontwaakt gij tot een waarlijk feest –!

Bij de laatste woorden werpt zij eveneens een handvol bloesems. Zij strooien daarna de overige bloesems naar de toeschouwers, leggen dan den vinger op de lippen, nemen elk een slip van de dichte gordijnen en halen deze langzaam, op de teenen loopend, naar weerszijden open; met de eene hand het gordijn ophoudend, wijzen zij met de andere daarna de toeschouwers met uitgestrekten vinger op het tafreel daarbinnen: – Allen zijn, als een nog sluimerend toekomstbeeld, op hunne beurt in slaap gezonken; in het midden, tegen den takkenbos geleund, zit Mei, met het hoofd ter zijde op den linkerarm gebogen en in de rechterhand nog het schuin-gevallen stafje ophoudend, terwijl de grijsaard languit, met het witte, groenomloofde hoofd dwars in Mei's schoot rustend en den gezonken groenen staf nog naast zich in de hand, schijnt te sluimeren; aan beide zijden liggen de kinders, de jongeren en de gehuwden, allen neergevlijd en in slapende houdingen; achter Mei en den grijsaard liggen de deugden geknield op eene knie, met de lichtende schalen omhooggeheven, (de Liefde in het midden houdt in iedere hand met de naastknielenden een schaal op, deze houden met den anderen arm de beide naast hen geknielden wederzijds bij de schouders omstrengeld, welke met de beide uitersten wederom een schaal omhooghouden). –

De man en de vrouw schuiven de gordijnen weder dicht, en treden bij het sluiten nu tevens zelf daarbinnen.


DIT BOEKJE IS GEZET UIT DE HOLLANDSCHE MEDIÆVAL DER LETTERGIETERIJ „AMSTERDAM”, ONTWORPEN DOOR S. H. DE ROOS


VAN C. S. ADAMA VAN SCHELTEMA IS VERSCHENEN

DE GRONDSLAGEN EENER NIEUWE POËZIE Uitverkocht
EEN WEG VAN VERZEN Uitverkocht
UIT DEN DOOL Uitverkocht
VAN ZON EN ZOMER 3e druk f 0,60, geb. f 1,10
ZWERVERSVERZEN 3e druk f 0,60, geb. f 1,10
EENZAME LIEDJES 3e druk f 0,60, geb. f 1,10
UIT STILTE EN STRIJD 2e druk f 0,60, geb. f 1,10
EERSTE OOGST f 0,90, geb. f 1,50
MEIDROOM f 0,60, geb. f 1,10
LEVENDE STEDEN: I LONDEN, II DUSSELDORP, III AMSTERDAM per deel f 0,60, geb. f 1,10
Enkele exemplaren op geschept Holl. papier per deel f 2,50

VOLLEDIGE TITELOPGAVE VAN ALLE WERKEN VERSCHENEN BIJ W. L. & J. BRUSSE TE ROTTERDAM EN IN IEDEREN BOEKHANDEL TE VERKRIJGEN. JULI 1912.

[WHEN ADAM DELVED AND EVE SPAN WHO WAS THEN THE GENTLEMAN]
Verkleinde illustratie uit William Morris Kunst en Maatschappij.

BELLETTRIE. VERZEN. KUNST.
REISBESCHRIJVING.
LIEDJES WIJZEN EN PRENTJES.
WERKTUIGKUNDE.
WETENSCH. ONDERWERPEN.
WIJSBEGEERTE.
KINDERBOEKEN.
OPVOEDING, ONDERWIJS ENZ.

BELLETTRIE.

Mr. Antonio

NIEUWE SCHETSEN UIT DE TWEEDE KAMER ONDER HET MINISTERIE-KUYPER. Met 60 karikaturen van Dirk Nijland. Prijs gecart. f 2,25.

Piet van Assche

MARCUS EN THEUS. Met omslag- en bandversiering van D. Nyland. Prijs ing. f 2,90, gebonden f 3,50.

M. J. Brusse

HET ROSSE LEVEN EN STERVEN VAN DE ZANDSTRAAT. (De Rotterdamsche „Polder” gesloopt.) Met tal van historische afbeeldingen naar teekeningen en fotografieën uit deze internationaal vermaarde nachtbuurt, haar bevolking, en wat de sloopers er van hebben gemaakt. Prijs f 0,90 gebonden f 1,25.

M. J. Brusse

BOEFJE. Naar het leven verteld, 11e en 12e druk, met een naschrift: „Zeven jaar later”. Goedkoope uitgaaf. Prijs f 0,90, geb. f 1,25.

M. J. Brusse

BOEFJE. Naar het leven verteld door M. J. Brusse (10e druk). Op veertien steenen in prent gebracht en verlucht met bladversieringen en beginletters door Dirk Nijland. Met een voorrede door Johan de Meester. Gebonden in perkamenten band met gouden stempels. (33 × 27-˝ cM., XX + 166 + 14 × 4 bladzijden. 14 prenten op Japansch papier buiten den tekst). No. 1-100 épreuves d'artiste, gewaarmerkt door den schrijver en den teekenaar met hunne handteekeningen. Prijs f 47,50. No. 101-300 gebonden in linnen f 25,-.

Portrait:
M. J. Brusse.

M. J. Brusse

HET NACHTLICHT VAN DE ZEE. 3e 1000-tal. Met een penteekening van Jozef Israëls en een omslagteekening van J. B. Heukelom. Prijs f 0,90, geb. f 1,25.

M. J. Brusse

LANDLOOPERIJ. 1e druk. Met een kopergravure van Prof. P. Dupont. Een krijtschets van zijn hand is op het omslag gereproduceerd. Nog enkele exemplaren. Prijs geb. f 2,90.

M. J. Brusse

LANDLOOPERIJ. Zwerftocht van een dagbladschrijver onder stroopers en schooiers. 4e druk. 5e 1000-tal. Goedkoope uitgaaf. Prijs f 0,90, geb. f 1,25.

M. J. Brusse

SLAVERNIJ VOOR MOOIE KLEEREN. Uit het leven van de „lijders aan confectie”. Omslagteekening van Johan Briedé. 2e druk. Prijs f 0,10.

H. C. Buurman

BOHEMIEN-WONING. Een roman uit het pension-leven. Prijs f 2,50, geb. f 3,25.

Frans Coenen

BURGERMENSCHEN. Prijs f 2,90, gebonden f 3,50.

Henri Dekking

DE GLAZEN GRAAF. Prijs f 3,25, geb. f 3,90.

Henri Dekking

OP DWAALWEGEN. Prijs f 3,25, geb. f 3,90.

Henri Dekking

GETROFFENEN. Prijs f 3,25, geb. f 3,90.

Henri Dekking

WINTERKONINKJE. Prijs f 3,25, geb. f 3,90.

R. van Genderen Stort

IDEALEN EN IRONIEËN. Prijs f 2,90, geb. f 3,50.

Maxim Gorki

SLAAPSTEE. (Nachtasyl). Uit de onderste lagen der samenleving. Tooneelspel in 4 bedrijven, vertaald door Henri Hartog. 2e druk. Prijs f 1,25, geb. f 1,65.

L. Hamme

WOLVEN IN MENSCHENGEDAANTE. Roman uit het Woekeraarsleven, met een voorrede van Mr. Joh. J. Belinfante, Voorz. v. d. Nationale Ver. tot bestrijding van den Woeker. 400 blz. Prijs f 1,90, geb. f 2,50.

Henri Hartog

EEN EIGENWIJS SCHRIJFSTER. (Anna de Savornin Lohman). Prijs f 0,25.

Henri Hartog

SJOFELEN. Verzameling van de nagelaten werken van den schrijver met zijn portret. Voorrede van Lodewijk van Deyssel. Omslag- en bandversiering van Dirk Nijland. Prijs f 2,90, geb. f 3,50.

Krede Ben Heik

ACHMED, GEZEGD DE DORST NAAR HET SCHOONE. Het boek ontluiking. Oorspronkelijke roman, 2e goedkoope druk met portret van den schrijver. Prijs f 1,50, in linnen stempelband f 1,90.

Frits Leonhard

VROOLIJKE MAKKERS. Oorspronkelijke roman. Prijs f 2,40, geb. f 2,90.

Frits Leonhard

AAN LAGER WAL. Oorspronkelijke roman. Omslagteekening van J. J. Aarts. Prijs f 2,40, gebonden f 2,90.

Frits Leonhard

HET KNECHTJE. Oorspronkelijke roman. Omslag- en bandversiering van D. Nijland. Prijs f 2,90, geb. f 3,50.

Frits Leonhard

KLEINE BANDELOOZEN. Omslag- en bandteekening van D. Nijland. Prijs f 1,50, geb. f 1,90.

Frits Leonhard

EMIGRANTEN. Tooneelspel in 3 bedrijven. Prijs f 1,25, geb. f 1,60.

Virginie Loveling

ERFELIJK BELAST. Oorspronkelijke roman. Met portret. Prijs f 2,90, geb. f 3,50.

Virginie Loveling

DE TWISTAPPEL. Oorspronkelijke roman. Prijs f 2,40, geb. f 2,90.

Ernst Lundquist

TALMI. Roman uit het leven te Stockholm. Geautoriseerde vertaling van F. Lahr Jr. Prijs f 2,10, geb. f 2,50.

Hans Martin

DANSERESJE. Oorspronkelijke roman. Prijs f 3,25, geb. f 3,90.

Hans Martin

ONDER JONGENS EN MEISJES. Prijs f 2,50, geb. in stempelband f 3,25.

J. B. Meerkerk

ADELBERT VAN HOORNE. Oorspronkelijke roman naar het handschrift van wijlen zijn vriend P. R. Aufetos. schrijver van „Ananda”. Prijs ingenaaid f 3,25, in linnen stempelband f 3,90.

Portrait:

A. Moresco.

Portret door J. J. Aarts voor Journalistieke Manoeuvres met den Zedenspiegel.

Pieter van der Meer

LEVENS VAN LEED. Met omslag- en bandversiering van D. Nijland. Prijs f 2,50, geb. f 3,25.

Johan de Meester

DE MENSCHENLIEFDE IN DE WERKEN VAN ZOLA. Met portret door Steinlen. Prijs f 0,50.

Victor de Meyere

LANGS DEN STROOM. Prijs f 2,50.

A. Moresco

JOURNALISTIEKE MANOEUVRES MET DEN ZEDENSPIEGEL. Boekversiering van Prof. J. J. Aarts. Prijs f 1,50, geb. f 1,90.

Marie Schmitz

UIT UREN VAN VERLANGEN. Oorspronkelijke roman. Prijs f 3,25, geb. f 3,90.

J. C. van Wijck Czn.

WERELDLENTE. Roman van hedendaagsche Christelijke Moraal. 280 blz. Prijs f 1,90, geb. f 2,50.

Serie: EEN BOEK VAN

Bernard Canter

No. 1. TWEE WEKEN BEDELAAR. 4e druk met 2 portretten. 152 blz. f 0,35, geb. f 0,55.

Frans Coenen

No. 2. DE ZOMERGENOEGENS VAN DE FAMILIE KRAMP. 100 blz. Geb. f 0,45.

M. J. Brusse

No. 3. IN DE NACHTBUURT. 3e druk. 118 bladz. f 0,35, geb. f 0,55.

Henri Hartog

No. 4. IN D'R NIEUWE WONING. Realistische novelle. Met 1 portret. 128 blz. Ingenaaid uitverkocht. Geb. f 0,50.

Hélène Lapidoth-Swarth

No. 5. LOUISE. Een novelle. 88 bladz. Ingenaaid uitverkocht. Geb. f 0,45.

Richard de Cneudt

No. 6. DE PRIMUS. Humoristische novelle. 96 bladz. Prijs f 0,25, geb. f 0,45.

Frits Leonhard

No. 7. ZWERVELINGEN. 100 bladz. Prijs f 0,25, geb. f 0,45.

Lute Klaver

No. 8. DE VRACHTRIJDER VAN WARMELO. 152 bladz. Prijs f 0,35, geb. f 0,55.

J. H. Speenhoff

No. 9. AVONTUURTJES. 2e druk, 88 bladz. Prijs f 0,35, geb. f 0,55.

Richard de Cneudt

No. 10. DE SECRETARIS DER DEKENIJ. 160 bladz. Prijs f 0,35, geb. f 0,55.

Mr. M. G. L. van Loghem

No. 11. PROEFKONIJNTJES. 128 bladz. Prijs f 0,35, geb. f 0,55.

M. J. Brusse

No. 12. ACHTER DE COULISSEN. 140 bladz. Prijs f 0,35, geb. f 0,55.

J. H. Speenhoff

No. 13. FILIPHINA'S WONDERLIEFDE. Met 30 teekeningen van den schrijver. 96 bladz. Prijs f 0,35, geb. f 0,55.

Ina Boudier Bakker

No. 14. EEN DORRE PLANT. 118 bladz. Prijs f 0,35, geb. f 0,55.

Jan Feith

No. 15. TER ZONNE. Een sprookje van vruchtloos vliegen. 100 bladz. Prijs f 0,35, geb. f 0,55.

Anna van Gogh-Kaulbach

No. 16. LIEFDESSPROKE. 118 bladz. Prijs f 0,35, geb. f 0,55.

K. T. Nieulant (Dr. J. A. N. Knuttel)

No. 17/18. LIEFDES KRONKELPADEN. De roman van een jongen. Tweede goedkoope druk. 234 bladz. Prijs f 0,60, geb. f 0,90.

Henriëtte Beerstecher

No. 19. SCHULDIG. Een roman. Prijs f 0,35, geb. f 0,55.

Daan van der Zee

No. 20. OFFERS. Prijs f 0,35, geb. f 0,55.

Johan Huizing

No. 21. LIEFDES' WRAAK. Een roman. Prijs f 0,35, geb. f 0,55.

M. J. Brusse

No. 22. SNOK EN SAM. Twee oude bajesklanten. Het ware levensverhaal van twee recidivisten. Prijs f 0,35, geb. f 0,55.

Hélène Swarth

No. 23. SCHIMMETJE. Prijs f 0,35, geb. f 0,55.

Louis Carbin

No. 24. DE GRUWZAME GROT. Prijs f 0,35, geb. f 0,55.

REIS- EN PLAATSBESCHRIJVING

DE HAVEN VAN ROTTERDAM. Een beknopte geïllustreerde beschrijving der Havenwerken. In het Nederlandsch, Fransch, Duitsch, Engelsch en Spaansch uitgegeven door de Gemeente Rotterdam. (Niet in den handel).

H. H. van Kol

IN DE KUSTLANDEN VAN NOORD-AFRIKA. („Het Maghreb”.) Met 32 illustraties naar fotografiën en een kaartje. Prijs f 4,90, fraai geb. f 6,–.

G. van Lissa

No. 1. BRUSSE'S REISGIDSEN. TWEE WEKEN TE BERLIJN. Geïllustreerde Gids voor Berlijn met een kaart en een spoorwegkaartje. Prijs f 0,50.

M. J. Brusse

No. 2. BRUSSE'S REISGIDSEN. DE HARZ. Een Harzreis door M. J. Brusse. Geïllustreerde gids voor den Harz met een uitslaande kaart. Prijs f 0,50.

Henri Dekking

No. 3. BRUSSE'S REISGIDSEN. VAN DE ROTTE TOT DE SCHELDE. Dwaaltochten over de Zuid-Hollandsche en Zeeuwsche eilanden. Met 30 teekeningen van J. B. Heukelom. Prijs f 0,50.

M. J. Brusse and J. G. Veldheer

WITH ROOSEVELT THROUGH HOLLAND by M. J. BRUSSE, Illustrated with 40 pen and ink sketches by J. G. Veldheer. Published by the Holland-Amerika Line. Rotterdam W. L. & J. Brusse. Prijs f 0,90.

VERZEN.

C. S. Adama van Scheltema

EERSTE OOGST. Bloemlezing door den dichter samengesteld uit Een Weg van Verzen en Uit den Dool. Prijs f 0,90, geb. f 1,40.

C. S. Adama van Scheltema

UIT STILTE EN STRIJD. Prijs f 0,60, geb. f 1,10. 2e druk.

C. S. Adama van Scheltema

EENZAME LIEDJES. Prijs f 0,60, geb. f 1,10. 3e druk.

C. S. Adama van Scheltema

ZWERVERSVERZEN. Prijs f 0,60, geb. f 1,10. 3e druk.

C. S. Adama van Scheltema

VAN ZON EN ZOMER. Prijs f 0,60, geb. f 1,10. 3e druk.

C. S. Adama van Scheltema

UIT DEN DOOL. uitverkocht.

C. S. Adama van Scheltema

EEN WEG VAN VERZEN. Geb. f 2,10.

C. S. Adama van Scheltema

LEVENDE STEDEN: 1. Londen. 2. Dusseldorp. 3. Amsterdam. Prijs f 0,60, gec. f 1,10 per deel. Enkele exemplaren op geschept Holl. papier à f 2,50 per deel.

P. C. Boutens

HET TREURSPEL VAN AGAMEMNOON. Naar het Grieksch van Aischylos in Nederlandsche verzen overgezet. Met aanteekeningen. Prijs f 2,50.

A. van Collem

VAN STAD EN LAND. Prijs f 0,90, geb. f 1,40.

Theod. Islees

RECITATIEVEN. I. Mijn land. – Verleden. – Lente. – Herfst. – Ingenium. – Erotiek. – Aan den avond. – Kerkklokken. II. Utopia. – Middeleeuwsch. – Didaktiek. Prijs f 2,50, geb. f 3,50.

Hans Martin

BEKENTENISSEN. Omslag- en Bandversiering van J. G. Veldheer. Gedrukt op Hollandsch papier. Prijs f 0,90, geb. f 1,40.

Percy Bysshe Shelley

ALASTOR OF DE GEEST DER EENZAAMHEID. In Nederlandsche Verzen overgebracht door Dr. K. H. de Raaf. Met portret van Shelley. Voorrede door Willem Kloos. Prijs f 0,90.

Oscar Wilde

EEN FLORENTIJNSCHE TRAGEDIE. Vertaald door Dr. K. H. de Raaf. Prijs f 0,60.

ZEDE-SPELEN.

J. H. Speenhoff

No. 1. LOE. Tooneelspel in één bedrijf. Prijs f 0,35.

No. 2. HET PLOERTJE. Tooneelspel in één bedrijf. Prijs f 0,35.

No. 3. DE BOSDOKTER. Blijspel in één bedrijf. Prijs f 0,35.

No. 4. EEN VRIJE VROUW. Tooneelspel in één bedrijf. Prijs f 0,35.

No. 5. DRIE ZEDE-SPELEN. „De Voet,” „Cultuur” en „Kiekeboe” Prijs f 0,35.

LIEDJES, WIJZEN EN PRENTJES.

J. H. Speenhoff

7e Bundel. Nieuwe reeks. De allernieuwste onuitgegeven liedjes bevattende. Met pianobegeleidingen van Willem Landré. Groot 4o. Prijs f 1,50; Geb. f 1,90.

J. H. Speenhoff

6e Bundel. Nieuwe reeks. Met piano begeleiding van Louis Schnitzler. Groot 4o. Prijs f 1,50, geb. f 1,90.

Portrait:
J. H. Speenhoff.

J. H. Speenhoff

1e, 2e, 3e, 4e EN 5e BUNDEL. Met pianobegeleiding. Goedkoope druk, volksuitgave, 100e duizendtal. Prijs f 0,50, geb. f 0,75 per Bundel. De vijf bundels in één linnen band f 2,90.

Van de eerste uitgaaf à f 1,50 gebonden zijn nog enkele exemplaren verkrijgbaar.

BOEKEN VOOR JONGENS EN MEISJES.

Anna Hubert van Beusekom en Johanna van der Pot

JANNEKE EN DE KLOK. Fraai kinder-prentenboek in zeven kleuren gelithografeerd. Prijs gecartonneerd f 1,50.

Anna van Gogh-Kaulbach

HEKTOR. De Geschiedenis van een hond. Fraai geïllustreerd door J. B. Heukelom. Prijs f 0,90, geb. f 1,25.

M. J. Brusse

EEN DIERENKOLONIE IN EEN GROOTE STAD. Met 25 illustraties van W. F. A. I. Vaarzon Morel. 4e druk, voor de jeugd bewerkt, geb. f 0,75.

KUNST.

Academie-Kalender voor 1912. Onder leiding van HUIB LUNS ontworpen, geteekend en uitgegeven door Leerlingen van den Dagcursus der Rotterdamsche Academie v. Beeldende Kunsten en Technische Wetenschappen. In drie kleuren gedrukt. Practische, rijk versierde maandkalenders. Prijs f 0,75.

C. S. Adama van Scheltema

DE GRONDSLAGEN EENER NIEUWE POËZIE. Proeve van een maatschappelijke kunstleer tegenover het naturalisme en anarchisme, de tachtigers en hunne decadenten. (Uitverkocht).

Dr. F. Adama van Scheltema

ÜBER DIE ENTWICKLUNG DER ABENDMAHLSDARSTELLUNG von der Byzantinischen Mosaikkunst bis zur Niederländischen Malerei des 17. Jahrhunderts. 4o formaat, VIII + 184 bladzijden met 21 Afbeeldingen in lichtdruk. Prijs ingenaaid, f 9,–.

H. P. Berlage

BESCHOUWINGEN OVER BOUWKUNST EN HARE ONTWIKKELING. Versierd met teekeningen door Johan Briedé, uitsluitend naar ontwerpen van den schrijver. Prijs f 2,90, in linnen stempelband f 3,50.

H. P. Berlage

EEN DRIETAL LEZINGEN IN AMERIKA GEHOUDEN. (Gezet uit de nieuwe Hollandsche Mediaeval. Letter ontworpen door S. H. de Roos.) Prijs f 0,60.

H. P. Berlage

STUDIES OVER BOUWKUNST, STIJL EN SAMENLEVING. Met 20 teekeningen naar ontwerpen van den schrijver door Johan Briedé. Prijs f 2,90; in linnen stempelband f 3,50.

H. P. Berlage

OVER STIJL IN BOUW- EN MEUBELKUNST. Met 51 teekeningen van den schrijver. Tweede verbeterde druk. Prijs f 2,60, geb. f 3,25.

H. P. Berlage

GRUNDLAGEN UND ENTWICKELUNG DER ARCHITEKTUR. Vier Vorträge gehalten im Kunstgewerbe Museum zu Zürich von H. P. Berlage. Mit 29 Abbildungen. Prijs f 2,25, geb. f 2,90.

H. P. Berlage

OVER DE WAARSCHIJNLIJKE ONTWIKKELING DER ARCHITEKTUUR. Prijs f 0,60.

H. de Boer

ROMANTISCHE VOORDRACHTKUNST. Albert Vogel. Prijs f 0,60.

H. J. Haverman

PORTRET VAN Dr. A. KUYPER. Onder toezicht van den teekenaar gereproduceerd. Prijs f 3,–.

Wouter Hutschenruyter

WOLFGANG AMADEUS MOZART. Met een portret. Omslag- en bandversiering van Fr. Hutschenruyter. Prijs f 0,95, geb. f 1,25.

Dr. R. Jacobsen

CAREL VAN MANDER. (1548-1606). Dichter en prozaschrijver. Prijs f 3,90, geb. f 4,90.

Herman van der Kloot Meijburg

TACHTIG SCHETSEN VAN BOERENHUIZEN IN NEDERLAND. Met een voorrede van Prof. Henri Evers. Omslag- en bandversiering van den teekenaar. Prijs f 2,90, geb. f 3,50.

Dr. J. A. N. Knuttel

HET GEESTELIJK LIED IN DE NEDERLANDEN VOOR DE KERKHERVORMING. Prijs f 4,90, geb. f 5,75.

William Morris

KUNST EN MAATSCHAPPIJ. Prachtuitgaaf f 3,90, enkele exemplaren in perkament f 12,50.

Dr. H. Pomes

OVER VAN ALPHEN'S KINDERGEDICHTJES. Bijdrage tot de kennis van de opvoeding hier te lande in de achttiende eeuw. Met een portret en 32 illustraties. Prijs f 3,90. In linnen geb. f 4,90.

Dr. J. Prinsen J.Lz.

MULTATULI EN DE ROMANTIEK. Prijs f 1,25, geb. f 1,90.

Dr. J. Prinsen J.Lz.

DE NEDERLANDSCHE RENAISSANCE DICHTER J. VAN HOUT, uit het Fonds van de firma Maas & v. Suchtelen overgegaan en in prijs verlaagd van f 3,90 tot f 1,50 gebonden.

R. N. Roland Holst

VIJFTIEN FOTOGRAFIEËN NAAR DE WANDSCHILDERINGEN VAN R. N. ROLAND HOLST in het gebouw van den Algemeenen Nederlandschen Diamantbewerkersbond te Amsterdam. In halflederen portefeuille, met gouden stempel van C. J. Mensing. Prijs f 60,–, (prospectus met 15 illustraties en tekst in 4 talen, f 0,40.)

R. N. Roland Holst

VIJFTIEN AFBEELDINGEN IN BOEKDKUK VAN DE WANDSCHILDERINGEN DOOR R. N. ROLAND HOLST in het gebouw van den Algemeenen Nederlandschen Diamantbewerkersbond te Amsterdam. Met enkele opmerkingen over en korte verklaringen van de muurschilderingen. Prijs f 0,35, geb. f 0,60.

J. D. Ros

HET ONTWERPEN VAN VLAKORNAMENT. Met een voorrede van H. J. de Groot. Met ruim 300 illustraties, waarvan 8 in kleuren. Prijs f 3,–, geb. f 3,75 of in 6 stukken compleet à f 0,50.

Dr. Mart. Visser

MILTON'S PROZAWERKEN. Prijs f 3,90, geb. f 4,90.

WIJSBEGEERTE.

Dr. J. H. Leopold

UIT DEN TUIN VAN EPICURUS. Met een afbeelding van Epicurus. Boekversiering van J. B. Heukelom. Prijs f 0,95; geb. f 1,35.

Dr. J. H. Leopold

STOISCHE WIJSHEID. Tweede vermeerderde druk. Prijs f 0,95, geb. f 1,35.

H. van Treslong

CIVITAS. Eene Inleiding tot de Philosophie der Gemeenschap. Deel I. De wetten van het Gemeenschapsleven. Deel II. De Metaphysica der Gemeenschap. Prijs in 2 deelen f 4,90; geb. f 5,90.

WERKTUIGKUNDE.

A. Vosmaer C.I.

PRACTISCH WERKTUIGKUNDIG HULPBOEK. METALEN EN ALLIAGES. Voor Fabrikanten, Ingenieurs, Technici, Chemici, Machinisten, Opzichters enzoovoort. Prijs geb. f 5,75.

WETENSCHAPPELIJKE ONDERWERPEN.

J. M. Droogendijk en Dr. H. C. H. Moquette

ROTTERDAMSCHE STRAATNAMEN (±1400). Geschiedkundig verklaard. Omslag- en bandversiering van Johan Briedé. Prijs f 0,95; geb. f 1,50.

Prof. Dr. C. Eijkman

HYGIËNISCHE STRIJDVRAGEN. Prijs f 0,60.

L. Heijermans Arts

HANDLEIDING TOT DE KENNIS DER BEROEPSZIEKTEN door L. Heijermans, Privaat-Docent in de leer der Beroepsziekten en Bedrijfshygiëne aan de Universiteit te Amsterdam. Met een voorrede van Professor Dr. R. H. Saltet, 113 illustraties naar fotografieën en een alphabetisch register. XX + 568 bladz. Deel I. Prijs f 12,50; in half leder geb. f 14,–.

Ter perse: Deel II, 1e stuk met vele fotografische illustraties. Inhoud: De ziekten der visschers. – Nieuwe statistische gegevens. – Nieuwe wettelijke bepalingen. – Ziekten, veroorzaakt door X-stralen. – De huisindustrie. – Vrouwenarbeid.

L. Heijermans Arts en Dr. C. J. Mijnlieff

BEROEPSHYGIËNE EN EERSTE HULP BIJ ONGELUKKEN IN DE BOUWVAKKEN. Met vele illustraties. Omslag- en bandversiering van Johan Briedé. Uitgegeven op initiatief van de Maatschappij tot bevordering der Bouwkunst. Prijs f 1,10; geb. f 1,50.

L. Heijermans Arts

DE SOCIALE BETEEKENIS DER BEROEPSZIEKTEN EN BEDRIJFSHYGIËNE. Eerste openbare voordracht aan de Amsterdamsche Universiteit, als Privaat-Docent in de leer der Beroepsziekten en Bedrijfshygiëne. Prijs f 0,60.

L. Heijermans Arts

HET ONDERWIJS IN DE BEDRIJFSHYGIËNE. Voordracht gehouden te Delft bij de opening van den cursus in de Sociale en Technische Hygiëne aan de Technische Hoogeschool. Prijs f 0,60.

L. Heijermans Arts

GEZONDHEIDSLEER VOOR ARBEIDERS. Met 28 illustraties. Prijs f 1,50; geb. f 1,90.

Dr. H. van der Hoeven

PSYCHIATRIE. Handleiding voor Juristen. Prijs f 4,90; geb. half linnen f 5,75, half leder f 6,25.

Dr. L. van 't Hoff

GENEESKUNDIGE GIDS VOOR DEN SCHEEPSKAPITEIN. Geïllustreerd. Prijs geb. f 1,25.

H. H. van Kol

IN DE KUSTLANDEN VAN NOORD-AFRIKA („Het Maghreb”). Met 32 illustraties en een kaartje. Prijs f 4,90; geb. f 6,–.

Dr. H. Japikse

LICHT- EN ANDERE STRALEN. Prijs f 0,90.

Dr. C. te Lintum

UIT DEN PATRIOTTENTIJD. Met 47 Historie- en Spotprenten uit de Verzameling-Van Stolk. Geïllustreerd door G. van Rijn. Prijs f 1,50; geb. in 18e eeuwschen stijl f 1,90.

W. J. Meijer

DE RECHTSTOESTAND VAN GEMEENTE-AMBTENAREN EN WERKLIEDEN. Prijs f 1,90.

Mr. H. M. Merkelbach

NAAR AANLEIDING VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST. Prijs f 2,50.

Mr. N. Muller

ENGELSCHE MISDADIGERS EN HUNNE BEHANDELING. Geïllustreerd. Prijs f 0,60.

Prof. Dr. G. C. Nijhoff

DE NOODZAKELIJKHEID VAN HET GENEESKUNDIG ONDERZOEK VOOR HET HUWELIJK. Prijs f 0,60.

Mr. W. Polman Kruseman

FREDERIK NAGTGLAS UIT ZIJN WERKEN GESCHETST. Prijs f 0,50.

S. J. Rutgers c-i.

DE BETEEKENIS VAN HET BETON-IJZER ALS CONSTRUCTIE-MATERIAAL. Prijs f 0,60.

Wolter Rutgers c-i

NIEUWE HOOFDZAKEN VAN DE STELKUNDE. Prijs f 3,–.

Steenhouwersarbeid en Steenhouwersziekte

RAPPORT van een commissie. Prijs f 1,–.

Vereeniging van Vrouwelijke Studenten te Leiden

EEN WERELDCORRESPONDENTIE VAN MEISJES-STUDENTEN. Opstellen uit verschillende Staten over Vrouwenstudie. Prijs f 1,50, met vertalingen van de Holl. opstellen prijs f 1,75.

A. Vosmaer C.I.

PRACTISCH WERKTUIGKUNDIG HULPBOEK. METALEN EN ALLIAGES. Voor Fabrikanten, Ingenieurs, Technici, Chemici, Machinisten, Opzichters enzoovoort. Prijs geb. f 5,75.

Dr. J. Vürtheim

DE MYTHOLOGIE DER GRIEKEN. Handboekje met 32 illustraties en een register. 2e druk. Prijs f 0,95. Geb. f 1,25.

C. de Waard Jr.

DE UITVINDING DER VERREKIJKERS. Eene bijdrage tot de beschavingsgeschiedenis. Uitgegeven met steun van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen. Prijs f 2,70.

Mr. N. P. Zijderlaan

WETTELIJKE REGELING VAN HET LEVENSVERZEKERINGBEDRIJF. Met een woord ter inleiding van Mr. J. van Schevickhaven. Prijs f 1,75.

ACADEMISCHE PROEFSCHRIFTEN

Alide Grütterink

BEITRAGE ZUR MIKROCHEMISCHEN ANALYSE EINIGER ALKALOÏDE UND DROGEN. Mit besonderer Berücksichtiging der Methoden von H. Behrens. Geïllustreerd. (Universiteit Bern. Niet in den handel.)

J. N. Japikse

EEN STRIJD TEGEN DE VERBRUIKSCOÖPERATIE. (Universiteit Leiden. Uitverkocht.)

R. Jacobsen

CAREL VAN MANDER. (1548-1609). Dichter en prozaschrijver. (Universiteit Leiden). Prijs f 3,90, gebonden f 4,90.

L. M. Klinkenberg

DIE GREENWICH-DEKLINATIONS-BESTIMMUNGEN VON POLARIS, 1851-1905. (Universiteit Leiden. Niet in den handel).

J. A. N. Knuttel

HET GEESTELIJK LIED IN DE NEDERLANDEN VOOR DE KERKHERVORMING. (Universiteit Leiden). Prijs f 4,90, gebonden f 5,75.

H. M. Merkelbach

NAAR AANLEIDING VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDS-OVEREENKOMST. (Universiteit Leiden). Prijs f 2,50.

H. Pomes

OVER VAN ALPHEN's KINDERGEDICHTJES. Bijdrage tot de kennis van de opvoeding hier te lande in de achttiende eeuw. Met een portret en 32 illustraties. (Universiteit Leiden). Prijs f 3,90, in linnen gebonden f 4,90.

K. A. Rombach

DE ORTHODIAGRAPHIE EN HARE WAARDE VOOR DE BEPALING VAN DE HARTFIGUUR. Geïllustreerd. (Universiteit Leiden. Niet in den handel).

Mart. Visser

MILTON'S PROZAWERKEN. (Universiteit Utrecht.) Prijs f 3,90, geb. f 4,90.

A. J. C. de Waal

EVENWICHTEN IN QUATERNAIRE SYSTEMEN WAARIN TWEE VLOEISTOF-PHASEN OPTREDEN. Geïllustreerd. (Universiteit Leiden. Niet in den handel).

N. P. Zijderlaan

WETTELIJKE REGELING VAN HET LEVENSVERZEKERINGBEDRIJF. (Vrije Universiteit te Amsterdam). Prijs f 1,75.

OPVOEDING, ONDERWIJS. STUDIEBOEKEN ENZ.

W. P. Hubert van Blijenburgh

HET ZWEEDSCHE STELSEL VAN GYMNASTIEK. Uit het oogpunt van lichamelijke vorming beschouwd onder andere in vergelijking met het Duitsche stelsel. Met 94 illustraties Prijs f 2,50.

W. P. Hubert van Blijenburgh

BESCHOUWINGEN OVER GYMNASTIEK naar aanleiding van het Rapport der Sub-Commissie ingesteld door de Staatscommissie van het onderwijs. Prijs f 0,40.

J. Coster

DE VEREENVOUDIGING IN DE ENGELSCHE SPELLING. Prijs f 0,25.

Lize Deutmann (Arts)

OVER DE HOOFDAKTE EN VERSPILLING VAN ENERGIE, EN DE VOORSTELLEN DER INEENSCHAKKELINGSCOMMISSIE. Door Lize Deutmann, Arts te 's Gravenhage en gewezen hoofdonderwijzeres. Prijs f 0,25.

J. S. G. Disse en J. M. Scheffer

GRONDSLAGEN DER LICHAMELIJKE OPVOEDING OP LAGERE EN MIDDELBARE SCHOLEN EN GYMNASIA. Theoretisch Handboek voor candidaat-onderwijzers en leeraren in de gymnastiek en voor allen, die belangstellen in de lichamelijke opvoeding van onze jeugd. Prijs f 1,90; geb. in linnen f 2,25.

Chr. Egener-Van Eijken

EEN GEVAL VAN HOORSTOMHEID BIJ EEN KIND EN DE BEHANDELING DAARVAN door Chr. Egener Van Eijken. Prijs f 0,25.

Chr. Egener-van Eijken

METHODISCH-HYGIËNISCH SPREKEN. Het genezen van stotteren en andere spraakgebreken. Handleiding ten behoeve van Onderwijzers, Ouders, Opvoeders en Spraakgebrekkigen. Handboek voor zelfonderricht. Geïllustreerd. Prijs f 0,90, geb. f 1,25.

J. J. Griss en E. Hazelhof

DE VOLZIN. Beknopte Nederlandsche Spraakkunst, ten gebruike bij het onderwijs aan Hoogere Burger-, Kweek- en Normaalscholen. Geb. f 1,–, 2e verbeterde druk.

W. Hoogenboom en A. S. Moerman

DE LOOPENDE HAND. 1e tot en met 10e druk. Cursus voor uitsluitend loopend schrift, in losse voorbeelden, behalve voor het eerste leerjaar, methodisch samengesteld voor de Lagere School door W. Hoogenboom, Leeraar M.O., en A. S. Moerman, Hoofd eener School.

No. 1. Schrijfboek voor het 1e Leerjaar, 1e helft, voorzien van 96 voorbeelden. 48 blz. 10e dr. f 0,15.

No. 2. Schrijfboek voor het 1e Leerjaar, 2e helft, voorzien van 96 voorbeelden, 48 blz. 10e dr. f 0,15.

No. 3. 128 voorbeelden voor het 2e Leerjaar.* 128 blz. 5e druk f 0,20.

No. 4. Schrijfboek voor het 2e Leerjaar, 48 blz. f 0,06.

No. 5. 96 voorbeelden voor het 3e Leerjaar.* 96 blz. 5e druk f 0,20.

No. 6. Schrijfboek voor het 3e Leerjaar, 48 blz. f 0,06.

No. 7. 96 voorbeelden voor het 4e Leerjaar.* 96 blz. 5e druk. f 0,20.

No. 8. Schrijfboek voor het 4e Leerjaar, 1e helft, 48 blz. 7e druk. f 0,10.

No. 9. Schrijfboek voor het 4e Leerjaar, 2e helft, 48 blz. f 0,06.

No. 10. Verzameling voorbeelden voor het toegepast schrijven in de hoogere klassen der Lagere School, voor Herhalingsscholen en Inrichtingen voor M.U.L.O. 48 blz. f 0,45. 3e druk.

No. 11. Schrijfboek, behoorende bij de verzameling voorbeelden v. het toegepast schrijven. 48 blz. f 0,06.

No. 12/17. Taal- en rekenschriften voor het 1e, 2e en 3e leerj. 48 blz. per nummer f 0,05.

Toelichting bij de Loopende Hand. 2e dr. f 0,10.

*) De voorbeeldenboekjes Nos. 3, 5 en 7 hebben een formaat van pl.m. 5 bij 17 cM.

Een speciale editie, samengesteld volgens advies van den Directeur van Onderwijs en Eeredienst, ten gebruike bij het EUROPEESCH LAGER ONDERWIJS IN NEDERLANDSCH INDIË wordt uitsluitend naar Oost-Indië afgeleverd tegen dezelfde prijzen als de Nederlandsche uitgaaf.

Johs. H. Huijts

JEAN JAQUES ROUSSEAU'S EMILE, OF OVER DE OPVOEDING. Bewerkt ten dienste van ouders en onderwijzers. Prijs f 1,90, geb. f 2,35.

Johs. H. Huijts leeraar in de paedagogiek.

JOHANN AMOS COMENIUS' GROOTE ONDERWIJSLEER. Bewerkt ten dienste van cursussen voor de Hoofdacte en zelfstudie voorzien van een beknopte levensschets. Prijs f 0,90, geb. f 1,25.

Johs. H. Huijts leeraar in de paedagogiek.

SCHETSEN VAN METHODEN. Hulpmiddel bij de studie voor onderwijzers-, hoofdonderwijzers- en vergelijkend examen. Prijs per No. f 0,25. Compleet, alle nos. in één deel gecartonneerd, f 1,75.

No. 1. D. Kanon en A. Mout. HET ONDERWIJS IN DE VADERLANDSCHE GESCHIEDENIS.

No. 2. E. Heimans. HET ONDERWIJS IN DE NATUURLIJKE HISTORIE.

No. 3. H. Douma en T. Jansma. HANDLEIDING BIJ HET ONDERWIJS IN DE NATUURKUNDE.

No. 4. W. Koops en J. Oosterkamp. EENVOUDIGE AARDRIJKSKUNDE VOOR DE VOLKSSCHOOL.

No. 5a. C. H. den Hertog en J. Lohr. HET ONDERWIJS IN DE NEDERLANDSCHE TAAL. I. Oefening in het spreken, lezen en stellen.

No. 5b. C. H. den Hertog en J. Lohr. HET ONDERWIJS IN DE NEDERLANDSCHE TAAL. II. Oefeningen in het onderscheiden en juist gebruiken der spraakkunstige vormen.

No. 6. M. B. Hoogeveen, Jan Ligthart en H. Scheepstra. HET AANVANKELIJK LEESONDERWIJS.

No. 7. C. F. A. Zernike. ONS REKENONDERWIJS.

No. 8. P. M. H Welker. DE TERUGKEER TOT DE NATUURLIJKE SCHRIJFMETHODE.

H. J. F. Kip

Vervoeging der Fransche Werkwoorden. 6e druk van „Conjugaisons des verbes français”, herzien en uitgebreid. Prijs f 0,30.

L. A. M. Koppert

WISKUNDIG VADEMECUM. Ten dienste van Gymnasiaal-, Militair- en Technisch onderwijs, Hoogere Burgerscholen enz. Prijs f 0,90, geb. f 1,10. Zakformaat.

Dr. R. Jacobsen en Dr. M. Engers

LEERBOEK DER OUDE HISTORIE ten dienste der Gymnasia. Met 25 afbeeldingen buiten den tekst.

Dr. H. Japikse

LICHT EN ANDERE STRALEN. Voor de hoogere klassen van Gymnasia en H.B.S. Prijs f 0,90.

Dr. C. te Lintum

UIT DEN PATRIOTTENTIJD. Met 47 Historie- en Spotprenten uit de Verzameling-Van Stolk. Geïllustreerd door G. van Rijn. Prijs f 1,50, gebonden in 18e eeuwschen stijl f 1,90.

Dr. H. Pomes

OVER VAN ALPHEN'S KINDERGEDICHTJES. Bijdrage tot de kennis van de opvoeding hier te lande in de achttiende eeuw. Met een portret en 32 illustraties. Prijs f 3,90, in linnen geb. f 4,90.

Dr. K. H. de Raaf en J. J. Griss

EEN NIEUWE BUNDEL. Leesboek voor Gymnasia, Hoogere Burgerscholen, Kweek- en Normaalscholen. In linnen banden van J. B. Heukelom Ie en IIe deel. 2e Druk. Prijs f 1,90 per deel.

J. Ph. L. Röder

EEN GIDS OP NIEUWE BANEN. Leergang voor het natuurteekenen op de lagere school, 1e, 2e en 3e leerjaar met 22 illustraties. Prijs f 0,60.

J. D. Ros

HET ONTWERPEN VAN VLAKORNAMENT. Met een voorrede van H. J. de Groot. Met ruim 300 illustraties waarvan 8 in kleuren. Prijs f 3,–, geb. f 3,75.

J. D. Ros

DE NIEUWE RICHTING IN HET TEEKENONDERWIJS. Prijs f 0,30.

E. Schönberg

ADMINISTRATIE EN HANDELSKENNIS VOOR VROUWEN. Wat elke ontwikkelde vrouw dient te weten van Boekhouden en hetgeen ermee in verband staat. Met modellen toegelicht. Prijs f 0,90, geb. f 1,25.

Mr. J. M. van Stipriaan Luïscius

KARAKTER. Prijs f 0,25. 6e druk. 12e-13e duizendtal.

Dr. J. Vürtheim

DE MYTHOLOGIE DER GRIEKEN. Handboekje met 32 illustraties en een register. 2e druk. Prijs f 0,95. Geb. f 1,25.

W. F. J. van der Zwalm

EEN ZESTIGTAL NATUURKUNDIGE PROEVEN voor scholen van voortgezet lager onderwijs, herhalingsscholen en dergelijke inrichtingen van onderwijs. Geïllustreerd. Met een voorwoord van Dr. J. H. Jennes en Dr. H. van der Ley.

VERSCHILLENDE ONDERWERPEN.

S. v. d. Bergh Jr.

DE VERPLICHTE TOEVOEGING VAN SESAMOLIE BIJ DE MARGARINE. 2e druk. Prijs f 0,30.

Diopter (A. Keppler c.-i.)

HET STAATSTOEZICHT OP DE VOLKSGEZONDHEID. I Prijs f 0,25; II Prijs f 0,50.

Het Gulden Boek voor de Tuberculeuse Kinderen, uitgegeven door de Vereeniging tot bestrijding der Tuberculose te Rotterdam bij W. L. & J. Brusse. Prachtuitgave in percament f 25,–. Goedkoopste uitgave in papieren omslag f 1,50. De andere edities zijn uitverkocht. Uitgave ten voordeele van het kinder-Hospitium te Katwijk aan Zee en de kassen der Vereenigingen tot bestrijding der Tuberculose in Nederland.

Krede Ben Heik

„HET BOEK VOOR DE GELOOVIGEN.” 40 vragen en antwoorden over de Leer van „Hersteld Oostersch Israël.” Prijs f 0,44.

Het Reddingswezen

IN VREDES- EN OORLOGSTIJD. Tijdschrift uitgegeven door den Koninklijken Nationalen Bond voor Reddingwezen en Eerste Hulp bij Ongelukken „Het Oranje Kruis” en de Vereeniging „Het Nederlandsche Roode Kruis”, tevens officiëel orgaan van de Ned. Ver. „Eerste Hulp bij Ongelukken”, Het Prov. Watersnood Comité in Zeeland, De Nederlandsche Vereeniging van Spoorwegartsen, De Maatschappij tot Redding van Drenkelingen, De Algemeene Vereenigde Commissie tot Leniging van Rampen door Watersnood, Het Smeroefonds, Het Nederlandsche Comité voor Oefeningswedstrijden in het verleenen van Eerste Hulp bij Ongelukken en De Commenderij der Johanniterorde. REDACTIE Dr. J. M. VAN 'T HOFF te ZEIST. Abonnementsprijs per Jaargang van 12 maandelijksche nummers franco per post bij vooruitbetaling te voldoen f 3,–.

E. Schönberg

Estella Schönberg's Practisch Huishoudboek met toelichtingen, raadgevingen en begrootingssysteem voor 52 weken. Versierd door Joh. Briedé. Prijs f 1,– 2e verbeterde druk.

E. Schönberg

WAT KAN EN MOET DE WINKELIER VAN HET WARENHUIS LEEREN? Uit Amerikaansche, Duitsche en Fransche gegevens samengesteld door E. Schönberg, accountant te Amsterdam. Met een voorrede van J. S. Meuwsen, Voorzitter van den Middenstandsbond. Toegelicht met illustraties en modellen. Prijs ingenaaid f 1,60, geb. f 1,95.

Illustration

E. Schönberg

ADMINISTRATIE EN HANDELSKENNIS VOOR VROUWEN. Wat elke ontwikkelde vrouw dient te weten van Boekhouden en hetgeen ermee in verband staat. Met modellen toegelicht. Prijs f 0,90, geb. f 1,25.

Annie Sillevis

EEN MEISJE-STUDENT OVER „EEN MEISJE-STUDENTJE”. Prijs f 0,35.

Vallende Ziekte en de genezing In Nederland.

Uitgegeven door de Ned. Ver. tegen Vallende Ziekte. Prijs f 0,25.

Methodisch Hygiënisch Spreken

Het genezen van spraakgebreken door Chr. Egener Van Eijken. Handleiding voor elkeen Prijs f 0,90 Gebonden f 1,25

Schönberg's Practisch Huishoudboek

Versierd door Joh. Briedé Met toelichtingen, raadgevingen en begrootingssysteem voor 52 weken. Prijs f 1,–.

Juli 1912.


Transcriber's Notes